31
maart
Stefan Hertmans (1951)
Martijn Teerlinck (1987-2013)
Willem Kloos (1859-1938)
Seerp Anema (1875-1961)
Ad den Besten (1923-2015)
Ad Beenackers (1944-2012)
Stefan Hertmans (1951)
Martijn Teerlinck (1987-2013)
Willem Kloos (1859-1938)
Seerp Anema (1875-1961)
Ad den Besten (1923-2015)
Ad Beenackers (1944-2012)
Zelf-verandering
Ik ben te veel een mens geweest,
Een mens, die gilde en klaagde en schreide,
Die dronk zijn glas en vierde feest
En diep-gevoelde dingen zeide.
Nú ben ‘k een delicaat artiest,
Verliefde van zijn fantasieën,
Maar die zich ’t allerliefst verliest
In zijn kokette melancholieën…
Melancholie-om wie? om wat?…
Ik weet niets meer, kan niets meer voelen
Dan zoet gespeel met dit en dat
Van rijmen, zachte, klare, koele.
Willem Kloos
In: Verzen (1894)
Gerrit Komrij (1944-2012)
Johan Diepstraten (1951-1999)
Henry Sepers (1955)
Erik Menkveld (1959-2014)
Een vreedzaam volkje
's Winters vechten we cactussen om
(uit speelse verveling en bij verbod
op tegenstand): volgens overlevering
levensgevaarlijk, maar onder begeleiding
een belevenis. In het voorjaar denken we
niet aan vechten. En sinds de planten
uit hun wortels springen van de droogte
's zomers, heeft een karpersimulator
de smaak van de beproefde vissen
doen vergeten. Een enkeling van ons
klaagt na de schrale bonenmaaltijd
in het najaar zachtjes met zijn kont.
Maar zolang we nog bonen hebben
hoeven we niet te doden.
Erik Menkveld
In: De karpersimulator (1997)
Obe Postma (1868-1963)
Jules de Corte (1924-1996)
R. Dobru (1935-1983)
Geert van Istendael (1947)
Nina Werkman (1947)
Wim Brands (1959-2016)
Jurgen Smit (1972)
Peter van Steen (1905-1972)
Die mensies
Voor in de stoet liep stipte plichtsbetrachting,
daar achter, ijver en onkreukbaarheid,
meteen gevolgd door nog een aantal deugden
zoals: efficiency, arbeidsvreugde
en spaarzin, ook zo'n hoge kwaliteit.
Het juiste antwoord op de concurrentie
torste de brandkast met het cijferslot.
Dan, kwam een lange rij herinneringen
en helemaal aan 't eind van alle dingen
de lijkkist, met het stoffelijk overschot.
Jules de Corte
In: Vissen achter het net (1972)
Astrid Arns (1960)
Chrétien Breukers (1965)
Martien Beversluis (1894-1966)
Het is niet anders
Het is niet anders: als taal ben
ik; zelfs mijn vlees is letters
in een bloederige samenhang.
Van het alfabet ben ik doordrenkt.
Mijn bloedbaan murmelt tegen-
spraak, mijn lever klopt een hoofdstuk
uit een boek dat is verzuurd; dit is
mijn lichaam het verkruimelt net zo
snel. Ontferm je over letters die
nog even leesbaar blijven.
Chrétien Breukers
In: Het is niet anders (2010)
Bob den Uyl (1930-1992)
Mien Labberton (1883-1966)
J.G. Danser (1893-1920)
Schemering
De droeve schoonheid van vergane dingen
Houdt mij omvangen en heeft, diep ontroerd,
Mijn hart en denken willoos meegevoerd,
Dat starend nu, woelt in herinneringen.
'k Hervoel, van weeke weelde zacht beroerd,
Die teere wijding en 't al macht'ger dringen
Tot rijke liefde, als d' ochtend-schemeringen
Door volle zon ten dage opgevoerd.
Is dat een stem, die door de stilte gaat,
Die fluisterkoozend zoetjes aan komt zweven,
Met zacht geklank mijn dorstig' ooren lavend?
'k Voel om mijn hoofd twee sterke handen beven,
Mijn oog streelt lachend een geliefd gelaat......
Maar ziet al tranend in den vroegen avond.
Mien Labberton
In: Schemeringen (1925)
Joop Verhaaren (1949-2016)
Walter Goverde (1954-2021)
Tom Naastepad (1921-1996)
Dordrecht
Zolang de bomen groen zijn is er hoop.
Mijn vaderen hebben het steeds geweten,
het hout van bomen bood men hun te koop:
koorbanken om het nimmer te vergeten,
weerbarstig hout: wie hebben er gezeten,
brede rivier, aan uw benedenloop?
Hardnekkig hopen als de hoop verdort
deed men in Dordrecht, men maakte er banken
dwars tegen de jaarringen, onverkort,
van dik dogmatisch hout zaagt men er planken
om er te zingen en de Heer te danken
wanneer het alom troostelozer wordt.
O hoge bomen in de Noorderwind,
koorbankenhout, altijd groene loofbomen,
de Dordtse psalmen hoorde ik als kind
en waar ik ben of weldra nog zal komen:
zolang de bomen groen zijn zal ik hopen,
ik ben mijn vaderen zeer wel gezind.
Tom Naastepad
In:
Ton den Boon (1962)
Eva Cox (1970)
Liane Bruylants (1921-2009)
Gedicht voor Frans Buyle
Geen grafsteen werd u gegeven,
geen zerk in marmer of graniet,
uw povere resten zijn verdwenen,
zelfs een houten kruis is er niet.
Dichters hoeven geen obelisken
of tomben gebeeldhouwd uit steen,
geen wierook of chrysanten,
geen zwarte floersen van rouw.
Eén enkel vers
gelezen of gefluisterd
zal in ’t oneindige astrale
verhalen
dat niets van alles
van alles iets
ooit
tevergeefs is geweest.
Liane Bruylants
Willem van Iependaal (1891-1970)
Frank Zeilstra (1958)
Jeroen Mettes (1978-2006)
Pierre H. Dubois (1917-1999)
Dromen en Wonderen VII
Wanneer ik oplos in de droom, die ik nooit droom,
wek mij dan niet, maar gun mijn slaap dit recht.
Denk niet van mij, dat ik voor waarheid schroom,
ik wist maar al te vaak: dit is niet echt.
Maar als ik slaap, dan is haar droom in mij
en zegt mij alles wat ik wilde weten,
dat zij nog leeft en mij niet is vergeten
en andere lieve leugens over mij.
Pierre H. Dubois
In: In den vreemde (1941)
Remi De Cnodder (1919-2017)
Okke Jager (1928-1992)
Robert Joseph (1943-2003)
Rob Goswin (1943)
Menno van der Beek (1967)
Simon Vestdijk (1898-1971)
Max Dendermonde (1919-2004)
ik krijg onverwachts
een heimwee naar de toekomst
mijn verleden zwijgt
Robert Joseph
Op: http://www.robertjoseph.nl
Arnold Sauwen (1857-1938)
Hein de Bruin (1899-1947)
J.C. Aachenende (1932-2022)
Jan-Willem Anker (1978)
Aya Zikken (1919-2013)
Rilke
Aan U verrukt de rijkdom der gebaren,
de praal der woorden en hun wondre zin,
de wemelende kleur, de glans daarin
van uren vreugd en doodsverdriet van jaren.
Bekoringen der liefde en haar gevaren,
het kosmisch spel van lust en tegenzin,
zij maakten in Uw verzen een begin
om de gestalte Gods te openbaren.
Wij zeggen niet: zij bleef voor ons verborgen;
wij zagen haar geduid in Uw rubriek,
als avondgloed en ’t scheemren van de morgen,
en als de scherven van een mozaïek.
Hetgeen wij met een schok aan haar herkenden,
dat waren de eigen weelden en ellenden.
Hein de Bruin (1899-1947)
In: Het ingekimde land en andere gedichten (1976)
Michel Bartosik (1948-2008)
Lodewijk Otto Huisinga (1958-1976)
Nadine van Masakker (1971)
Pim te Bokkel (1983)
Floraliënlaan
Teruggevonden, kale, onvast
neergekribbelde afnemende cijferreeks,
angstvallig genotuleerde afgelegde weg
verklapt ten slotte toch hoe iemand
het komen van zijn sterven verbergt, stiekem
zijn stappen telt, hoop
aftrekt, zijn laan in-
slaat, paniek
beaamt
met mijn ogen dicht:
verlegen verloren heer
aan de kant gewankeld
van zijn private kruisweg,
bescheiden discreet graaiend
naar de dichtstbije lucht -
Ik kon haar vervloeken,
de buurvouw die je zag.
'Meneer leek zich te schamen'.
Michel Bartosik
In: Geschreven familie (2003)
Eddie Besselsen (1956)
Jan Engelman (1900-1972)
J.W. Oerlemans (1926-2011)
VERA JANACOPOULOS
Cantilene
Ambrosia, wat vloeit mij aan?
Uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen
de klankgazelle die ik vond
hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen
o muze in het morgenlicht
o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen
violen vlagen op het mos
elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen
Jan Engelman
In: Verzamelde gedichten (1960)
Bart Mesotten (1923-2012)
Noud Bles (1945)
Jan Greshoff (1888-1971)
Fedde Schurer (1898-1968)
Hans Melen (1914-1988)
Hugo Claus (1929-2008)
C.O. Jellema (1936-2003)
Renée Stoute (1950-2000)
Lezerstroost
Wat zullen deze woorden doen
neergeschreven op dit vlakke,
strakke, onherbergzame vel papier.
Misschien worden ze opgenomen,
een ogenblik verwarmd,
een tel bewaard
en daarna als weeskinderen teruggelegd.
Schrijvers zijn verspillers,
maar een lezer
pakt een woord
en als dat spreken wil
is geluk, weemoed of verdriet
wat dichterbij gekomen.
De eenzaamheid van elke lezer en het papier
wordt minder als men weet
dat deze woorden geboren werden
in stilte
in de nacht.
O barenswee.
Noud Bles
In: De rug gestrekt tegen het vergeten (bloemlezing PcN)
Frans Babylon (1924-1968)
Willem Bierman (1948)
Tonnus Oosterhoff (1953)
Wilma van den Akker (1960)
Paul van Ostaijen (1896-1928)
Dirkje Kuik (1929-2008)
Cor Vaandrager (1935-1992)
MARC GROET ‘S MORGENS DE DINGEN
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag kleine visselijn mijn
Paul van Ostaijen
In: Verzamelde gedichten (1992)
Hans Presseisen (1921-1944)
Inge Tielman (1931-2015)
Nic van Bruggen (1938-1991)
Rense Sinkgraven (1965)
Monique Leegwater (1966)
Ed Leeflang (1929-2008)
De ergerlijkste liefdevollen zijn
zij die in de maandberichten vertellen
dat deze kinderen net zo zijn
als wij, dat van hun zuiverheid
te leren valt, dat zij een voorbeeld
kunnen zijn.
Als ik over de oude brug loop met haar,
wat zij altijd wil als de wind
niet te krachtig staat,
rijdt elke auto langs haar heen
of hij even makkelijk door de stadspoorten gaat
als door mensen van vlees en been.
Want zij loopt in een land
zonder goed en kwaad,
waar een mens zou sterven
meteen.
Ed Leeflang
In: {SLEUTELBOS} (1999)
Henjo Hekman (1948)
Kasper Peters (1973)
Andries Dhoeve (1908-1993)
Theo Joekes (1923-1999)
F. Starik (1958-2018)
Gans het radarwerk
achter je bureau zitten
iets nuttigs doen
of althans die indruk wekken
je papieren verschikken
een slok koffie nemen
in je agenda bladeren
naar de telefoon kijken
die niet gaat
omdat aan al die andere kanten van de lijn
iemand achter z’n bureau zit
iets nuttigs doet
of althans die indruk wekt
z’n papieren verschikt
een slok koffie neemt
in z’n agenda bladert
naar de telefoon kijkt
die niet gaat
Henjo Henkman
In: Levenslang tot sluitingstijd (2013)
Louis Paul Boon (1912-1979)
Bertje van Delden
Patty Scholten (1946-2019)
Zo sta ik nog wankelend
op heel even een been
het hoofd verloren
het hart een donker gat
de nacht groeit om me heen
verbergend allen die ik heb bemind
en reeds onder het steenslag weggeborgen zijn
nog streel ik mijn kleinzoon
en denk aan de komende dag
waarin hij me niet meer missen zal
vaag zal hij zich herinneren
het oude gammele wezen
een stukgereden fiets
en de bel die niet meer ging
mijn stad valt open
de muren brikkelen weg steen na steenslag
en de vloedgolf van de grijze oceaan
neemt stilaan bezit ervan
alleen een bronzen beeld zal ik nog zijn
en ergens draagt dan
een godverlaten straat mijn naam
waar kinderen spelen
en vrijers in een donker hoekje
dezer l.p.boonstraat staan
Louis Paul Boon
In: Verzamelde gedichten (1979)
Ineke Holzhaus (1951)
Miel Vanstreels (1951)
P.C. Boutens (1870-1943)
Renée Curias Pasture (1927-2010)
Météo
We sneden het strogras niet meer
lieten de dag uit onze handen glijden
alleen koel sap hield ons wakker, druiven
tegen de muur zogen wat er nog aan vocht
te vinden was uit versteende grond –
we toetsten météo, stuitten op vluchtelingen
in boten, leerden hedendaagse woorden -
en morgen weer geen regen, ontvingen
bewegende beelden van eendenkuikens
gered uit een put, dierenfilmpjes ingezet
tegen onthoofdingen in naam van een god
we rolden ons om op verdwaalde bedden
hoorden vermagerde koeien roepen om voer
maar elkaar niet meer, wachtten op regen
vreesden de hagel, vreesden elkaar, tot
het water viel, stroomde in beken, rivieren
voor het gewas, de dieren, voor later.
Ineke Holzhaus
Op: http://www.inekeholzhaus.eu/gedichten.php
Jan H. de Groot (1901-1990)
Jan de Roek (1941-1971)
Benne van der Velden (1974)
Eva Schuit (2000)
Ik ben de overlevende.
Mijn wild en weelderig, mijn groen gebladerte
geraakt ontkroond;
het gulden boek der liefde raakt beschadigd,
het wild wordt in de weiden afgeslacht,
de reeën aangerand en uitgeroeid;
het gras komt moeilijk en slechts
met haken en ogen overeind,
geraakt vertrapt onder het handgemeen.
De vrees kruipt als een kever met de ouderdom
over mijn huid.
Jan de Roek
In: Ik ben de overlevende (2011)
De Schoolmeester, Gerrit van der Linden (1808-1858)
Jan Emiel Daele (1942-1978)
Fiet van Beek (1959)
Myrte Leffring (1973)
Iris Brunia (1977)
Elisabeth Zernicke (1891-1982)
Julia Tulkens (1902-1995)
Drijven
Mijn moeder is een eiland
in de tijd
ik zag de ouders van mijn vrienden
ouder worden
ze kregen kwalen, rimpels, ze klaagden
als bejaarden of lagen in
een ziekenhuis
mijn moeder niet, zij is een eiland
waar ik naartoe drijf als de stroming
het mij toestaat
als jij doodgaat, dan vermoord ik
je, riep ik met overslaande stem
van jeugdigheid en ik was bereid
het zelf te geloven
maar nu ik hier sta, aan de rand
van je graf en zand op hout
hoor vallen heb ik spijt
dat ik in die tijd niet zei:
als jij doodgaat, sterf ik zelf
en mama, ik ben bang. Neem me
in je armen, kus me, streel mijn haren
jij bent mijn eiland voor altijd
we lachen harder
dan eigenlijk kan
Myrte Leffring
Uit: Om je schouders hang ik de nachten (2015)
Ad den Besten (1923-2015)
Frans Vogel (1936-2016)
Daan de Ligt (1953-2016)
Maarten Das (1980)
Anton Martineau (1926-2017)
Schuilkerk
(Time-eaten towers that tremble not!)
Edgar Allan Poe – The City in the Sea
Wie haaks op het applaus en vaak als enige
in een menigte de oren spitste, ving zegeningen op.
Fluisterend lazen we de wereld voor
aan vreemdelingen, genade met gedempte stem,
waarboven huiver daverde.
Wie waren wij dat we bleven geloven? Dan weer
sprongen glas-in-loodramen aan biggelen, dan weer
drongen afgoden ons dichtgetimmerd bidden binnen.
Zelfs wanneer we te eten kregen,
humden we in het geheim om iets heiligs,
daar ons welterusten een wensput wakker kuste.
Bijeengedreven bloedverwanten,
gezanten in vijandig gebied.
Een stiller leger bestond niet.
Maarten Das
In: Schuilkerk (2009)
Karel van de Woestijne (1878-1929)
Leo Schatz (1918-2014)
Marijke Raaijmakers (1942)
Kommil Foo (1965/1969)
Iduna Paalman (1991)
Lodewijk Otto Huisinga (1958-1976)
De bruid zegt:
Hoe wordt mijn lippe week
van honig-smaak?
- 't Is of 'k met tanden-reek
uw tanden raak...
Hoe zijn uw ogen klaar
van vreemde schijn!
'k Zie er me lévens-waar
spieglend in zijn...
'k Hou mijne leden, als
ware ik beschaamd...
- Uw adem, om mijn hals,
die zoelig aêmt...
- Is het een lente-gloed
die dóor me gaat?
Hoe toch uw strak gelaat
me rillen doet...
...'k Voel me zo vreemd, - zo vreemd
bevángen zijn...
Uw stille stemme fleemt
als zoete wijn.
Karel van de Woestijne
In: Verzamelde gedichten (1953)
Ed Hoornik (1910-1970)
Clara Haesaert (1924-2018)
Cilja Zuyderwyk (1949)
Koen Peeters (1959)
Hanneke van Eijken (1981)
H.H. ter Balkt (1938-2015)
De kraanvogels
Vraag de kraanvogels waar de weg is
die naar de slaap gaat
de das verliest zijn haren als kleine pijltjes in het zand
zo weten we altijd de weg terug
en waar het stil is en de lucht nog leeg
daar vult de wind de tonen van een lied
er zijn walvissen die dromen terwijl ze zwemmen
sommige muizen worden na zeven maanden pas wakker
giraffen en paarden slapen staand
is een droom het mistige dat soms over velden ligt
als de zon opkomt?
Hanneke van Eijken (1981)
In: Waar slaap van gemaakt is (2021)
A. Marja (1917-1964)
Saya Yasmine Amores (1965-2021)
Hafid Bouazza (1970)
Albert Verwey (1865-1937)
J.J. van Geuns (1893-1959)
Kees van Duinen (1907-1950)
Chris J. van Geel (1917-1974)
Jaak Brouwers (1930-2010)
Joop Verhaaren (1949-2016)
Harry Zevenbergen (1964-2022)
schaduw die over was
nergens toe diende
nam het licht mee
dat hem voortbracht
naar
een open plek
in de luwte
licht dat over was
nergens toe diende
nam de schaduw mee
die het voortbracht
naar
een open plek
in de luwte
Joop Verhaaren
In: dat belendende hier (2016)
NB: in het origineel staan de strofen naast elkaar)
Nell Creemers Svara (1951)
Theo van Doesburg (1883-1931)
Louis van Abcoude (1944-1967)
Jacques Kruithof (1947-2008)
Tsjêbbe Hettinga (1949-2013)
1.
een mens is
tot dingen
in staat
zo sloeg ik gister
om de gaten te dichten
nietjes
in mijn sokken
Louis van Abcoude
In: tien gedichten alleen (1965)
Marijke Hanegraaf (1946)
Sjoerd Kuyper (1952)
Raymond Herreman (1896-1971)
Jan H. Eekhout (1900-1979)
W.J. van der Molen (1923-2002)
Ze stapt op het vliegtuig
Voor het Guggenheim vliegt ze naar Bilbao.
De kunst is in de chaos van de al oude dag
niet bevreesd te zijn voor het opstijgen
en het schijnbaar stille hangen boven de kust.
De zon schittert in autoruiten, een boodschap
van beneden onderschept door haar brein
dat vernuftig netwerk, gebed in vochtig
minder elitair maar noodzakelijk weefsel.
Ze kijkt omlaag op de flinterdunne plaat grond
de delta die zich voortzet onder water
een briesje van het universum en haar kwetsbare land
verdwijnt, ze ziet het heden water worden.
De plezieren van de wijn bulderen door de airbus
en haar visioen vloeit heimelijk.
Marijke Hanegraaf
In: Elders slapen de anderen (2016)
Arthur van Schendel (1874-1946)
Koos van Zomeren (1946)
Herlinda Vekemans (1961)
Peter Abspoel (1962)
Jurre van den Berg (1986)
Over het ontstaan van tijd
vijf minuten wuiven van een boomtop
voor jouw ogen zorgvuldig
door alle vijfduizend blaadjes afzonderlijk
als jonge snaken in de wind
opgevoerd
dat geeft een zee van tijd
als de zee van de hond die op de buik
van een schier geluidloze maar voor het leven lang vergrote aak
onder de brug over de Leie verder de avond inglijdt
als de zee van de witte hond
die de tijd wijdbliks en rustig tegemoet ligt
Herlinda Vekemans
In: Schrikdraad (2011)
Georgine Sanders (= Tineke Vroman, 1921-2015)
Henriëtte Baart de la Faille-Wichers Hoeth (1872-1940)
Albert Kuyle (1904-1958)
Kamiel Top (1923-1945)
Bernardo Ashetu (1929-1982)
Cees Sanders (1948-1988)
Patricia De Martelaere (1957-2009)
voor Herman Verhaar
Herfst
Als in een eenzaam sprookje staan
de bomen over het huis te waken
niet voor eeuwigheid gebouwd
schilfert verf van zijn huid
een huis in zijn herfst
van de man en de vrouw
die gearmd als voor een foto
wachter zijn in
een bij voorbaat vergaan
koninkrijk als erfenis
eigenaars van de herfst.
Veel zal geschreven staan
in haar handen dood van haar geest
maar wie kan de schemer
van haar verleden lezen
als is het hier steeds gisteren
bedekt de adem van oude woorden
de ziel van oude dingen
en haar handen vergeeld
in de kom van haar schoot
geven haar schrift niet prijs
verstild is de foto van zoveel tijd.
Niet van hoffelijkheid
bestaan ze, de bomen,
maar van wind en ouderdom
kruipen ze tegen de wolken aan
zonder illusie en
vooral zeer vermoeid
bot er geen adeldom
krom en ziek van de tijd
die uitloopt in een dood
van verwaaide takken
en wortels ademloos.
Cees Sanders
Anne Jousma (1900-1981)
Aar van de Werfhorst (1907-1994)
Leo Boekraad (1914-1979)
Geert van Beek (1920-2001)
Jan Veulemans (1928)
Hans Verhagen (1939-2020)
Tjitske Jansen (1971)
Koos Speenhoff (1869-1945)
Jan Eekhout (1900-1979)
Clara Eggink (1906-1991)
Justine Borkes (1943-2021)
Jeroen van Merwijk (1955-2021)
Voor zijn verjaardag
Ik weet de kleur waar hij het liefst op loopt
Ik weet de kleur die hij bij voorkeur draagt
Maar lopen is niet hetzelfde als slapen
en dragen niet hetzelfde als wakker worden.
Ik heb hem dus gevraagd: in welke kleur wil jij het liefste
slapen, in welke kleur wil jij het liefste wakker worden
In de kleur van jouw ogen zei hij, in de kleur van jouw huid.
Ik heb er niet naar gezocht. Ik wist ook zonder zoeken wel
dat er geen winkel bestaat die dekbedovertrekken verkoopt
in die kleuren. Er zit niets anders op. Ik moet voor altijd
bij hem slapen.
Tjitske Jansen
In: Het moest maar eens gaan sneeuwen (2003)
Multatuli (1820-1887)
Mea Mees-Verweij (1892-1978)
Kaat Vandermarliere (1956)
Vrees mij, ik ben kwetsbaar
Ik, vanuit m ’n verloren seizoen,
kijk toe
en niets rondom mij
is nog vanzelfsprekend.
Ik heb niet vergeten
De herinnering kleeft als
mos in de hoek van de kamer,
verdriet groeit in m ’n handpalm.
Geduld - als een boom
Eens, veel later
- in mijn verloren seizoen -
zal een bijl m ’n hoofd in
twee stukken splijten
Ik zal niet meer weten
wie ik ben,
Ik zal je tweemaal aankijken.
Kaat Vandermarliere
Op: http://www.kaatvandermarliere.be/gedichten
Jan Eijkelboom (1926-2008)
Marc Dangin (1935-1996)
Karel Eykman (1936)
Dirk Christiaens (1942)
Gert de Jager (1957)
Vian Moo (1961)
Mowaffk Al Sawad (1971)
Ed Hoornik (1910-1970)
Jos De Haes (1920-1974)
Vluchtelingen
Omdat ze geen akkers hebben,
geen steden,
geen muziek,
komt de zon en neemt hen mee,
praat met hen over de klei,
over T.S. Eliot
en zijn 'Waste Land',
over hun jeugd
vol zoete herinneringen.
Ze luistert naar hun gebroken levens
en naar hun dromen, die wegrollen.
Zonder twijfel
zal ze bloemtuilen
in hun kussens planten.
Mowaffk Al Sawad
In: Een middag wit als melk (2002)
Voer uw e-mail adres en uw wachtwoord in om u op de website te identificeren.
Voer uw e-mailadres in en klik op herstellen. Als u met het ingevoerde adres inderdaad al een account heeft bij ons zult u per e-mail een nieuw wachtwoord ontvangen.