
Maatstaf [1]
Maandblad voor letteren (1953-1999)
Selectieve inhoudsopgave, deel 1
Jaargang 1 t/m jaargang 7
April 1953 t/m maart 1960
Meer informatie Minder informatie
Meer informatie
AANWEZIG IN DE DBNL:
- Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.
- Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.
- Van enkele afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet in de DBNL getoond kunnen worden zijn bij het PcN pdf's aanwezig. In de selectieve inhoudsopgave staat dit bij deze bijdragen aangegeven.
OP 15 FEBRUARI 2022 (NOG) NIET AANWEZIG IN DE DBNL, WEL OP HET PcN:
- Jrg. 37, 1989: compleet: nrs. 1 (januari), 2(februari), 3 (maart), 4 (april), 5 (mei), 6 (juni), 7 (juli), 8/9 (augustus/september), 10 (oktober) en 11/12 (november/december).
- Jrg. 42, 1994: nrs. 1 (januari), 2 (februari), 3/4 (maart/april), 6 (juni), 7 (juli) en 10 (oktober).
- Jrg. 43, 1995: nrs. 1 (januari), 2 (februari), 3 (maart), 4 (april) en 6 (juni).
- Jrg. 44, 1996: nrs. 6 [juni], 9 [september] en 10 [oktober].
- Jrg. 46, 1998: nr. 1 [januari].
- Jrg. 47, 1999: nr. 3 [maart].
INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 1
Jrg. 1, nr. 1, april 1953
- A. Roland Holst: In memoriam Nijhoff. (11-13)
- Gerrit Achterberg: Begrafenis op Westduin. (14)
- Mies Bouhuys: Martinus Nijhoff: vriend en meester. (15-18)
- Mies Bouhuys: De boom. Aan de nagedachtenis van Martinus Nijhoff. (19)
- Gerrit Achterberg: Daggelder. Ter herdenking van Vincent van Gogh, 1883-1953 (39), Ajalon (40), Necrologie (41), Ichthyologie (42), Research (43), Silhouet (44).
- Maurice Gilliams: Media vita. (45)
- Ellen Warmond: Woonhuis (61), Nacht (62), Changement de décor (63), Stad (64).
Jrg. 1, nr. 2, mei 1953
- Maurits Mok [eerste regel:] Ik kan het niet verdragen dat hun licht. (65)
- Guillaume van der Graft: De tale Kanaäns (66), Babel (67).
- Gaston Burssens: Elegie (nieuwe reeks), I t/m VIII. (83-90)
- Gerrit Achterberg: Myopie (100), Clair-obscur (101), Keldergat (102).
- Rubriek ‘Tussen de regels’: Anthonie Donker over het gedicht ‘Het kind en ik’ van Nijhoff. (112-115)
Jrg. 1, nrs. 3 t/m 12, april 1953 - maart 1954
- P.N. van Eyck, uit ‘De Wereld in het Klein’: Het ik (141), De dichter (142), De bal (143), Ik zag hem (144), Bij Spinoza's portret (145), Glinstering na de regen (146), Anima poetae (147).
- Bertus Aafjes: Franciscus (150-151), De wandelende profeet (152), Herinnering (153).
- K. Jonckheere: Fabel van de bloedtransfusie. (154-155)
- Ellen Warmond: Niet thuis (170), S.O.S. (171), Taboe (172), Geheime zender (173), Cultus (174), Poste restante (175), Brailleschrift (176), Communicatie (177), Proeftuin (178).
- Guillaume van der Graft: De twee zusters, I en II (189), De badgast (190), Telefoon in de morgen (191), Ja en nee (192).
- A. Roland Holst: Herinneringen aan Lodewijk van Deyssel en P.C. Boutens. (193-196)
- Bertus Aafjes: Kathedraal van Chartres. (197)
- Martinus Nijhoff: Over eigen werk (198-222) [Met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-persklare tekst uit de nalatenschap van Nijhoff, 222-223.]
- J.B. Charles: Giraf onder de dichters (224-225), De andere wereld (226-227).
- Lucebert: De rivier (238), De poorten (239), Het einde (240), Oogst (241), Tajiri (242), Visser van Ma Yuan (243).
- Gerrit Achterberg, zeven reisgedichten: Valuta (250), Gorge de Loup (251), Contrapunt (252), En route (253), Tracé (254), Baedeker (255), Topografie (256).
- Gerrit Achterberg: Deïsme (285), Comptabiliteit (286), Rorschach (287).
- Rubriek ‘Tussen de regels’: Paul Rodenko over het gedicht [eerste regel:] ‘Overhandig mij brekend’ van Lucebert. (288-295)
- Remco Campert: Steden bij avond (296-297), Morgen (298).
- Hans Andreus [eerste regel:] In een stad van kerken en vrouwen (299); uit ‘Eenvoudige kleuren’: Blauw – Wit 11 – Terra (300-301); uit ‘Schilderkunst’ [eerste regel:] Wel wilde dikwijls ons (302).
- C.A. Meurs: God in niemandsland (319), Granaatwerpen (320).
- Martinus Nijhoff: Prinses Wilhelmina. (323-324)
- Gerrit Achterberg: Ode aan Den Haag: Noordeinde (350) – Gerzon (351) – Galeries modernes (352) – Bijenkorf (353) – Liberty (354) – HTM (355) – Kerstmis (356) – Gemeentereiniging (357) – Du vieux Doelen (358) – Innemee (359) – Zieken (360) – Nachtwaker (361) – Schuddegeest (362) – Leica (363) – Passage (364).
- Nes Tergast: Lawine (383), Afscheid (384), De armen (385), De vreemde eend (386), De bedelaar (387), Ratten (388). [Voorpublicatie uit de bundel ‘Werelden’.]
- Paul Rodenko: Over de dichter Nes Tergast. (389-395)
- H.J. van Tienhoven: De Heiligen der Laatste Dagen (396), Man (397).
- Cor Stutvoet: Cordoba - mosquée cathédrale (404), [eerste regel:] Waaiers van palmen staan gelaten (405).
- Bertus Aafjes: Het Joodse bruidje (417), Portret van Titus (418), Aan het ven (419), Smidse der chaos (420).
- Gerrit Achterberg: Ballade van de gasfitter, I t/m XIV (439-452).
- L. Vroman: Toekomst. (470-471)
- Gerrit Kamphuis: Verwey en Nijhoff. Een critische notitie. (481-482)
- Martinus Nijhoff: Beelden. (483)
- Martinus Nijhoff: Henriëtte Roland Holst. (484-489) [Een naar bleek prematuur In memoriam, met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-gepubliceerde tekst uit de nalatenschap van Nijhoff.]
- Bertus Aafjes: Drie impromptu's (490-492), Avond (493), Boerendorp (494-495), Zo dicht (496), Aan het lege graf (497).
- M. Vasalis: Klein. 's Avonds. (499)
- Jan Meulenbelt: Beelden der werkelijkheid. (500-514). [Over het dichtwerk van Vasalis.]
- Jac. van Hattum: Overstroming. (515)
- Willem van Yperen: Weekend (529), Unspeakable (530).
- Maurits Mok: Maria. (545)
- K. Jonckheere: Het goud. (546-547)
- Guillaume van der Graft: Vogels en vissen (548-549), Klein Duimpje (550), De kanarie (551), Nachtwater (552).
- Pierre Kemp: Ballen-etalage (559), R.I.P. (560), Oude haan (561), Spreek ik toch nog met Verstijnen? (562), Broeken (563).
- J.B. Charles: Für Elise (564), Waarheen daarheen (565).
- Paul Rodenko: De dichter Hans Lodeizen. (566-591) [Hierin Lodeizens gedichten ‘Oneerlijk zeemansgraf’ (576), en ‘Voor vader’ (591).]
- Leopard Bedlam: Hans Lodeizen (592-593, gedicht), Ik en de goede God (594).
- Juliette Hoornbeek: Vogels I. (595)
- Ellen Warmond: Reprise (596), Archief (597).
- Maurice Gilliams: Sterven te Antwerpen. (611)
- Willem Hussem: Schilder. (632)
- A. Marja: Wim Hussem (633, gedicht), Het water (634), Moeder de vrouw (635), Van u en mij (636).
- Lucebert: Teken en tijd (650), Slaap (651), Nympholalie (652), Maan (653), Gewonde aarde. Water & lucht, 1 en 2 (654-655), Het boek (656).
- Remco Campert: Kerken. (663)
- Ab Visser: Oude circusclown. (664)
- Martinus Nijhoff: Martinus (673), De kreupele (674-675), De vijand (676). [Met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-gepubliceerde gedichten uit de nalatenschap van Nijhoff.]
- Hans Warren: Twee overstromingsgedichten. (693-695)
- L. Vroman: Eb en vloed. (713-715)
- J.B. Charles: Uruquanah. (716)
- Gerrit Achterberg: Sympathicus. (728)
- Jan Engelman: Romeinsche brief (743-744), Asschepoester te Amalfi (745-746).
- J.B. Charles: Prins Absalom en de generaal. (755)
- Gerrit Achterberg: Tijdbarrière (769), Flash-back (770), Stenose (771).
- Pierre Kemp: Sensatie (784), Tegen de zon (784), Rijk van het eeuwige veld (784), Goede raad (785), Tegen de dag (785), IJlgesprek (785).
- Paul Rodenko: De criticus als ingenieur. (786-789) [Essay]
Jrg. 2, nrs. 1 en 2, april en mei 1954
- J.B. Charles: Variatie. (5-6).
- Nes Tergast: La Paloma (19-21), Geboorte (22), Kleine haven (23).
- Constant van Wessem: De vraag. (33)
- J. Slauerhoff: Colloque sentimental. (34-35)
- Paul Rodenko: Den Besten en de Geest. (43-51) [Kritiek op de inleiding door Den Besten in diens bloemlezing van de naoorlogse dichtkunst ‘Stroomgebied’.]
- Ellen Warmond: Geloofsbrief (52), Bijna om niets (52), Etmaal (53), Slaapwandelen (53), Kleine catechismus (54).
Jrg. 2, nr. 3, juni 1954
- Paul Rodenko: Enkele gedachten over het vertalen van poëzie. (91-95)
- Gabriël Smit: In memoriam P.N. van Eyck. (234-235) [Gedicht]
- Jan Hulsker: Denker als dichter, dichter als denker. P.N. van Eyck, 1887-1954. (236-251)
- Paul van Ostaijen: Et voilà een inleidend manifest. (253-263) [Van Ostaijens visie op kunst.]
- J. Slauerhoff: Angustia (265), Nieuwjaarsboutade (266). [Met aantekening van K. Lekkerkerker over de herkomst van beide gedichten.]
- Roel Houwink: Marsman en de generatie van achttien. (267-273)
- Pierre Kemp: Suite van de dronken brug: Introductie (274) – Solitair (275) – Funambulesque (275) – Grimasserie (276) – Op zoek naar de verloren bende (276-277) – Auto's tellen (278) – Algemene verzoening (279) – Finale (280).
Jrg. 2, nrs. 4 en 5, juli en augustus 1954
- J.W.F. Werumeus Buning: De herfst. (294)
- J.W.F. Werumeus Buning: Toelichting bij een toelichting. (295-299) [Toelichting op zijn (vergeten) brief aan Roland Holst over de achtergronden van zijn gedicht ‘Mária Lécina’.]
- Anthonie Donker: Mourn not for me-. (300), De bomen (301).
- Maurice Gilliams: Winterkust (302), Posthume tweespraak (303).
- Theun de Vries: Virgo. (304) [Auteur volgens DBNL: Rudolf de Vries.]
- Gerard den Brabander: Sonnettist. (306)
- Louis de Bourbon: Ilco Fix. (307)
- Ed. Hoornik, acht gedichten uit de bergen: Aankomst (308) – Funiculaire (309) – De mislukking (310) – Twee dichters (311) – Initialen (312) – Het meer (313) – De steniging (314) – Ontmoeting (315).
- Gerrit Achterberg: Terra incognita (316), Ad interim (317), Lucifer. Naar een schilderij van Johannes Franciscus (318).
- Ellen Warmond: Gerrit Achterberg. (319) [Gedicht]
- Maurits Mok [eerste regel:] Om u hoor ik de tijd nog aan (333)
- A. Marja: Een psychiater (334), Wakende (335).
- Nes Tergast: Thuiskomst (337), De seconden van het hart (338), De gewone dingen (339), Oude stad (340-341), Wat deert te sterven (342), Misschien (343), Maan (344), Lente (345).
- Leo Vroman: Samen uit. (348-350).
- J.B. Charles: Proloog. (351).
- Jan Meulenbelt: Durven drijven. (360)
- Jan Wit: Elegie. (361-363)
- Guillaume van der Graft: Winkelen (364), Feest (365), De vrouwen (366).
- Hans Warren: Afro-Cuban serenade (367), En marge, I t/m III. (367-369)
- Ellen Warmond: Naar men zegt. (378)
- Lucebert: Opdracht (379), Uitgang (380), Eeuwig oogsten in uniform ... (381), Het laatste werk (382).
- Paul Rodenko: Een mutatietheorie van de litteratuurgeschiedenis. (383-388) [Het ontstaan van nieuwe generaties dichters is mede te begrijpen aan de hand van de erfelijkheidswetten van Mendel.]
Jrg. 2, nr. 6, september 1954
- J. Greshoff: Zwanenzangen: Zee en land (392), Oordeel (392), Geboorte (393), Koor van gevallen engelen (393), De jagersman op een tentoonstelling (393-394), Eigen haard is goud waard (394), Stedenschoon (394-396), In de waag (396), Kindervragen (396-398), De huurder (398-399).
- H.J. van Tienhoven: De laatste etappe. (417-418)
Jrg. 2, nr. 7, oktober 1954
- Paul Rodenko: Nieuwe griffels / schone leien. Van Gorter tot Lucebert. Van Gezelle tot Hugo Claus. (453-468) [Inleiding op ‘Nieuwe Griffels/Schone Leien’, een bloemlezing uit de poëzie der avant-garde, samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko.]
- Lucebert: Sin & Meriba (469), Rijk (470), Nonnen (471).
- Martinus Nijhoff, zeven psalmberijmingen: Psalm 3 (489-490), Psalm 16 (490-491), Psalm 21 (491-492), Psalm 23 (492-493), Psalm 60 (493-494), Psalm 67 (494-495), Psalm 150 (495).
- Guillaume van der Graft: Nijhoff en de psalmen. (496-516).
Jrg. 2, nr. 8, november 1954
- Pierre Kemp: De namiddag van een stille katholiek. (533-556) [Met toelichting vooraf.]
- J. Slauerhoff: De piraat. (570-579). [Met toelichting vooraf door K. Lekkerkerker, 567-570.]
- Max Croiset: Schrijven (580), Hier daar (582).
Jrg. 2, nr. 9, december 1954
- Mies Bouhuys: De trouwe schimmel. Een gedicht voor kinderen. (597-601).
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. I. Hein Boeken. (602-608)
- A. Roland Holst: Crossing the Channel. Bijwijze van kompas. (609-611) [Toelichting op zijn volgende vertalingen:]
- J.C. Bloem: Grafschrift. (612). Met vertaling naar het Engels door A. Roland Holst. (613)
- A. Roland Holst: De schuld (614), Helena's inkeer. (Een fragment) (616), Einde (618), Van een kind II (620), De tusschenkomst (622), Drie dichters en drie vrouwen I (624). Telkens gevolgd door Roland Holsts vertalingen naar het Engels.
- K. Jonckheere: Open brief voor Gaston Burssens. (626-635) [Over diens dichtwerk, met weergave van Burssens’ gedicht ‘Het gedicht’, 630-631.]
- J.B. Charles: Het eiland onrust, I t/m VI. (636-645).
- Henri Bruning: Nocturnes voor mijn vrouw, I t/m VIII. (653-656)
Jrg. 2, nr. 10, januari 1955
- Paul Rodenko: Nieuwjaar. (669)
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. II. Louis Couperus (670-676).
- Ellen Warmond: Een reisverhaal (677), Hagepreek (678), Portretten: Ballade in mineur (679) – Vereenvoudigde religie (679-680) – Geestelijk voedsel (680).
- Paul Rodenko: Voorbij de laatste stad. (681-701) [Over de ondergang van de term ‘de droom’ en de opkomst van de term ‘het woord’ in de Nederlandse poëzie, speciaal over 'het woord' in het dichtwerk van Achterberg. Met weergave van Achterbergs gedichten ‘Standbeeld’, ‘Vacuum’, en ‘Déja-vu’.]
- Gerrit Achterberg: Aquarium. (702-703)
- Leo Vroman: Kristallijne fracties. (704-706) [Met voorafgaande briefwisseling tussen Vroman en Maatstaf-redactie.]
- Guillaume van der Graft [eerste regel:] Er is behoefte aan (716), Geen denken aan (716-717), Zo is dat (717), Op straat (718).
Jrg. 2, nr. 11, februari 1955
- Jan Engelman: Psalm 91. Gedeelte van de Arnhemse Psalm, een tekst voor een cantate, geschreven tot herdenking van den slag om Arnhem. (733-734)
- Anthonie Donker: Wedren. (794)
- Paul Rodenko: Dichter in het huis des levens. (795-807) [Over het motief van 'de dichter als koe' bij Achterberg, met onder meer weergave van Achterbergs gedicht ‘Melkknecht’.]
Jrg. 2, nr. 12, maart 1955
- Pierre Kemp: Elegie om het verlies van Amaranth. (833-842)
- G. Pleiter: Randstad (856), Het oude land (857).
- Leo Derksen: Onbestelbaar (863-864), Motet (865-866), Onzekerheid (866), Mijn begrafenis (866-867), Dodenbezoek (867-868), Levenswandel (868), De melkboer (868-869), Ik schreef en dacht (869-870).
- Ellen Warmond: Grammaticaal (884), Recept (885), Handen en voeten (886), E.H.B.O. (887), Zwevend in de schommel van de huid (888). [Voorpublicatie uit de bundel ‘Naar men zegt’.]
- J.A. Mooy: De ingenieur als psycholoog. (889-892) [Kritische reactie op Rodenko’s artikel ‘De criticus als ingenieur’ (1954, 786vv.].
- Paul Rodenko: Empirische poëziecritiek en de dichter. (892-902) [Reactie op voorgaand artikel.]
- A. Marja: In hemelsnaam (903), Lijfelijk (903), Theologie (904), Naakt (904).
Jrg. 3, nr. 1, april 1955
- A. Marja: Zijn brief. (19)
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. IV. P.C. Boutens. (20-28).
- Christine Meyling: Studie in daglicht (29), Geen zomer (29), Dag dag (30), Avond (30).
- A. Roland Holst: Na jaren opgediept. (31-32) [Toelichting bij de volgende gedichten van Nijhoff en van Roland Holst.]
- Martinus Nijhoff: De idioot in de lente. (33)
- A. Roland Holst: De kamer was donker (34), Ik zag een mens (35).
- Hendrik de Vries en A. Marja: Antwoord op antwoord. Een polemiek op rijm. (60-64)
Jrg. 3, nr. 2, mei 1955
- Gerrit Achterberg: 4 mei, I en II. (72-73)
- J.B. Charles: Drinkt met ons op de vijfde mei. (74)
- Martinus Nijhoff: Wereldschrijvers van nabij. (75-79) [Over H. Marsman als wereldschrijver.]
- Ellen Warmond: Wat wil je toch? Aan J.B. Charles (80), 5-5-55 (81), Broeders en zusters (82).
- Mies Bouhuys: Geuzenlied voor kinderen. (124-125)
- A. Marja: Europa (126), Aasgieren (127).
- Lucebert: De perfecte misdaad – klein radiostemmenspel. (128-138)
- Leo Bronkhorst: Getatoueerde (153), Galoeth (153-154).
- Maurits Mok: De nachten van weleer. (166)
- Anthonie Donker: Het is niet verboden. (186)
- Nico Wijnen: Onbeantwoord (187), Het staatsgeheim (188).
Jrg. 3, nr. 3/4, juni/juli 1955
- A. Roland Holst: Late telgen. Voor Gerrit Achterberg. (233)
- Gerrit Achterberg: Gravure (234), Ebenhaëzer (235), Komaf (236), Litteken (237), Station (238), Fait accompli (239).
- A. Roland Holst: Gerrit Achterberg vijftig jaar. Een tafeltoespraak. (240-243) [Met foto’s rondom en tijdens de feestmaaltijd.]
- Hans Andreus: Aan Gerrit Achterberg. (244)
- Lucebert: Adoremus. Voor Gerrit Achterberg (245), Uurwerk (246), [eerste regel:] Nu is een stem niet meer een stem uit leegte (247).
- G.H. ’s-Gravesande: Ik geloof dat ... Herinneringen aan Annie Salomons. (248-251).
- Chris de Moor: Open brief aan Annie Salomons. (252-255). [Over de laatste levensdagen van P.C. Boutens. Chris de Moor schilderde een portret van Boutens op diens sterfbed, te zien op Literatuurmuseum.nl.]
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. V. J.H. Leopold. (256-260)
- A. Marja: Schuld (261), Onrust (262), Participation (263).
- Christine Meyling: Zonsondergang (302), Terzijde (303), Droom (303), Foto (304), Incident (304), Dat is het (304), Devaluatie (305).
- Guillaume van der Graft: Het zeestrand, I en II. (306), Nijmegen (307), Het eendje (308), Overal hurken de dode vogels (309), Wanneer (310).
- Juliette Hoornbeek: Leestekens (311), Vogels, II en III. (312-313)
Jrg. 3, nr. 5, augustus 1955
- Hans Andreus, zeven gedichten uit het nachtelijke [eerste regels:] De dichters weten wat zij niet weten (430), Hoor mijn stem die wel spreekt (431), Waar ben ik? Mijn handen gaan tastend (432), Jou had ik lief die ik niet kende (433), De geesten van de schemering (434), Luister want (435), Na het masker, de vermommingen (436).
- Hans Warren: L'age d'or (446), Govindan danst (447-448), Avond (449-450).
- J. Slauerhoff: Over het ‘Vrije vers’ en versbevrijding in het Nederlandsch. (482-501) [Met toelichting door K. Lekkerkerker over de herkomst van deze tekst, p. 481.]
Jrg. 3, nr. 6, september 1955
- J.C. Bloem: Bij een brief van Marsman. (503) [Toelichting op de hierna afgedrukte brief van Marsman.]
- Laatste brief van H. Marsman aan J.C. Bloem. (504-506)
- Roel Houwink: Marsman en Slauerhoff. Enkele herinneringen. (507-515)
- A. Roland Holst: Tussenvoegsels: Oog en hart (516) – Leven en sterven (517) – Nadering (518), Bitterheid? (519).
- Pierre Kemp: Tzigane: Eerste contacten (520) – Voorgevoelens (521) – Sensationele gammen (521) – Fataal ontmoeten (522) – De dichter met de papieren stem (522) – Haar naam? (523) – Betovering (523-524) – Gevangen (524) – Algemene regentover-dans (524-527) – Intermezzo van de gevonden voorwerpen (527) – Nagalm van de regentover-dans (527-528) – Necrotisch (529) – Het ruist (529-530) – Finale (530-531).
Jrg. 3, nr. 7, oktober 1955
- Ellen Warmond: Revolutie voor solostem (552), Of niet soms? (553), Afzijdig (553), Dit (554), Waarschuwing aan de kinderen (554).
- J. Slauerhoff: Aan den verleider. (573) [Met voorafgaande toelichting door K. Lekkerkerker over de herkomst van deze tekst.]
- Hendrik de Vries: Revolutie en reactie. (574-582) [“mijn eigen visie op het revolutionnaire en tevens reactionnaire karakter van mijn poëzie.”]
- Roel Houwink: Als leven dood is (583), Het uur X (584-585), In de dwaaltuin (586).
Jrg. 3, nr. 8, november 1955
- J.B. Charles: Aanzoek. (633)
- Hans Warren: In memoriam. Voor Lieselotte Schwarz (634), Op die ogen (635), Onteigening (636), Winternachten (637), Saïd (638).
- Pierre Kemp: Zomermorgen (656), Vergrijzende zon (656), Scheepje cadeau (656), Van de ingestapte dichter (657), Schone gang (657), Vlees-schap (658), Neus-herinneringen (658), Mondballet (658).
Jrg. 3, nr. 9, december 1955
- Gerrit Achterberg: Draaiboek (685), Depersonalisatie (686), Kain (687; noot: “Nieuwe versie; zie voor de eerste ‘Voorbij de Laatste Stad, een bloemlezing uit zijn poëzie’, 2e druk 1955, blz. 136.”)
- Kees ten Haken: Soms vrees ik (693), Perspectief (694), Een taak (695).
- A. Marja: Ultrasoon (708), Het gedicht [eerste regel:] Als ik ga schrijven is het al geboren (709), Man van dag en nacht (710), Voorgoed (711).
- Hanny Michaelis [eerste regels:] Buiten elkaars bereik (735), Vanavond toen ik naar het raam (736).
Jrg. 3, nr. 10, januari 1956
- A. Roland Holst: Charley Toorop †. (777)
- Guillaume van der Graft: Liefde (812), Na Twente weergezien te hebben (813), Zomer (814), Geen hymne voorradig (815), Goede morgen (816).
Jrg. 3, nr. 11, februari 1956
- Guillaume van der Graft: Het Joodse meisje (847), Meimaal aan de Amstel (848-849), Adam (850-851), Ochtendgebed voor als het nog donker is (852-853), Exorcisme (854).
- Ellen Warmond: Dezen en genen (866), Horen & zien (866), Tekens (867), Rekenen (867), Miniatuur (868), Kleine partituur (868).
- T. Goede Waagen (= Tobie Goedewaagen): Het kind (869), Maatschappelijk (870).
- Paul Rodenko: De techniek van het sleutelgat. (871-879) [Essay over ‘Wat is poëzie?’]
- J. Zitman: 3 Oktober. Jeugdherinnering aan Leiden (880), Start (881).
Jrg. 3, nr. 12, maart 1956
- S. Vestdijk: Rembrandt en de engelen. De onvervulbare opdracht. (889-892)
- Garmt Stuiveling: Bij het herlezen van Gorters Mei. (893-897)
- Pierre Kemp: Franse les in een korenveld: Ouverture (898) – Zonnehymne (899) – Wandeling (900) – Klacht van de zon (900) – Vervolg der wandeling (901) – Daar is ze dan! (902) – Kennismaking (902) – Studie (903) – Filosoferen van de zon (903) – Voortgezette studie (904) – De vertederde zon (905) – Droom en ontwaken (905-906) – Klacht om de mannelijke eenzaamheid (906-907) – Saluut (907).
- A. Roland Holst: Februari 1956: Vorst – Dooi. (912)
- Leo Vroman: Regeneratie. (926-927)
- Paul Rodenko: Is poëzie een litterair genre? (928-938)
- Inge Tielman: In de uurloze morgen (939), Ze is boos op de wereld (939), De koning (940), In de wachtkamer van (941).
Jrg. 4, nr. 1, april 1956
- A. Roland Holst: Wintertij, 1 t/m 4. (1-2)
- Guillaume van der Graft: Ik weet dat ik weer moet gaan geloven (20), Ik ben alluviaal (20-21), Sabbath (21-22), Horen wij nog bij elkaar? (22-23), Eigenlijk leef ik alleen in jouw armen (23).
- Sonja Prins: Soms zijn de ogen genoeg (33), Ronde lijnen (33-34), Rimpeling (34), Oktober (35-36), Verte (36-37), Fluwelen adem (37), Groei (38).
- Hendrik de Vries: Credo (58), Hymne aan Shiwa (59).
Jrg. 4, nr. 2, mei 1956
- A. Roland Holst: Tekst voor het Nationaal Monument op de Dam. (73)
- Maurits Mok: Dodenlijsten. (78)
- J. van Wageningen (= J. Presser):: Nocturne. 25 maart 1943. (86)
- Victor E. van Vriesland: De bevrijding van Dalfsen. Fragment. (101-103)
- J.C. Bloem: Sneeuw. (124)
- J.C. van Schagen: Voor de staatswarhoofden. (154-156)
Jrg. 4, nr. 3/4, juni/juli 1956
- Hendrik de Vries: Rembrandt. (185)
- S. Vestdijk: Lezende Titus (202), Hendrickje (203-204), De boedelbeschrijving (205-208).
- Jan Engelman: Het paar. (222)
- S. Vestdijk: Het Joodse Bruidje. (223-225)
- Pierre Kemp: Het Rood van het Joodse Bruidje. (226)
- S. Vestdijk: Saul en David (235-236), Bathseba bij het toilet (237).
- J.W. Schulte Nordholt: Bathseba: I. David (238-240) – II. Rembrandt (241).
- Clara Eggink: Rembrandts portret van een oude man. (250-251)
- S. Vestdijk: Acrostichon. (252) [Te weten: op de naam REMBRANDT.]
Jrg. 4, nr. 5, augustus 1956
- Lizzy Ansingh: Oud kind (307), Lofzang. Gewijd aan Maria van Regteren Altena, schilderes te Amsterdam ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag (308-309).
- Marie Cremers: Herinneringen aan Martha van Vloten. (310-315) Hierin het gedicht ‘Haar wezen’ van A. Roland Holst: een typering van Martha van Vloten.]
- Alfred Kossmann: De veldtocht: De brandende stad I (322-324), De bevrijde stad II (324-325), Aria uit de bevrijde stad III (326), De bezette stad IV (327-328).
- G. van der Esch: Avond aan de Amstel. (349)
- M. 't Hooft: Inkeer. (358)
- Pierre Kemp: Pour le piano (359), Stèle (359), Huishoud-air (360), Bij een schoon hemd (360), Broek van een dode (361), Werkgeluiden (361), Burendienst (362), Niet meer gelukkig (362).
Jrg. 4, nr. 6, september 1956
- J.C. Bloem: Quando ver venit meum. (369)
- J.W.F. Werumeus Buning: Korte ballade op een bijbeltje, door de muizen aangevreten, om hare nesten te verbeteren. (370)
- S. Vestdijk: Aan een jonge tekenares. (371-373)
- Antwoord op eens Fransmans loftuiting jegens Hollandse waanpoëten. Postmortaal ingegeven door wijlen Mr. Willem Bilderdijk aan diens toegewijde doch onwaardige leerling Hendrik de Vries. (377-378)
- Jan G. Elburg: Contravormen naar 5 Oostakkerse gedichten van Hugo Claus: De onderdaan der droogte (379-380) , Zoet klinkt (380), Ven de avond af (381), Het water [Amerikaans] (381-382), De luisterende (383).
Jrg. 4, nrs. 7, oktober, en 8, november 1956
- J.C. Bloem: Bemuurde weerd. (443)
- Jan Engelman: Phoibos. (461-462)
- K.H.R. de Josselin de Jong Hart van het land. (478)
- Clara Eggink Andere dood. (485)
- Wouter Paap: Marsman en het verpaapte China. (486-495) [Over Marsman over o.m. Utrecht, met weergave van Marsmans gedicht ‘Utrecht’.]
- Lodewijk van Deyssel: H. Marsman. (496-502) [Wat Van Deyssel van Marsman vindt.]
- Guillaume van der Graft: Drie gedichten uit Glamorgan. (503-505)
- Jan Meulenbelt: De zee (518), Rhijnauwen (519).
- Jan Wit: Nu is het nog tijd (520-521), De bomen (522), Berceuse voor Mirjam (523).
- Roel Houwink: Dom (547), Hond van de hemel (547), ‘Misdaad in Amerika’ (548), De imbeciel (548).
- Barend de Goede: Geen hek meer om 't plantsoen. In herinnering aan C.C.S. Crone. (549-542)
- Ad den Besten: Tegen mijn verlies (553), Licht (554), Het water van Kanaän (555), Nazomer (556).
- E.P. Köster: Langzaam (562), Als straks (562-563), In de nacht (563), Opengevallen in licht (564), Dan (565).
- Frederice Kalmijn: Ik voel mij onrustig (573), Buitenwijk (573), Soms ga ik naar je toe (574), Zinloos (574).
- Gabriël Smit: Utrechts drieluik. (588-592)
Jrg. 4, nr. 9, december 1956
- Lucebert: De werken van een oude dichter. Voor Pierre Kemp. (593)
- Paul Rodenko: Man in het zwart, heer van het groen. Bij de 70e verjaardag van Pierre Kemp. (594-611) [Met onder meer weergave van Kemps gedichten ‘Avondstemming’ (694) en ‘Zwart-blauwe punt-poort in het heelal’ (611).]
- Twee brieven van Willem Kloos aan Pierre Kemp. (612-614) [Met weergave van Kemps gedicht ‘Afscheids-landschap’, en van de brief van Kloos met afwijzing ervan voor opname in ‘De Nieuwe Gids’.]
- Pierre Kemp: Iets eenvoudigs (615), Kussen naar maat (615), Flora (615), Amazonen-raadsel (616), Contacten (616), Handelsflair (617), Tour de nez (617), Moeder en kind (618), Pessimistisch (618), Uitstel van betaling (618).
- A. Roland Holst: Tusschenvoegsels: Avond (632), Slotsom (633), Een ongelovige (634), Existentie (635).
- Ida Valentijn: Die ander (636), In feite (636), Dichter (637), Drieëenheid (637).
- A. Marja: Nachtwandeling (638), Een nacht (639).
- W.H.C. Smit [Wilfred Smit]: Nocturne I en II (640), Nineve (641), Vlucht (641), Dies irae (642), Carthago 's ochtends (642).
- Hanny Michaelis: Nacht: veilige overkapping (648), Onder onrustige wolken (648), Je geeft me water (649), Als een uiteengevallen legkaart (649). [Voorpublicatie uit ‘Water uit de rots’.]
- J.W.F. Werumeus Buning: Droom van de vogels: De kraai, de sperwer en de specht (650-651) – De haan (651).
- Claudine Witsen Elias: Ontvangenis (652), Laatste groen (652), Glashard (653).
Jrg. 4, nr. 10, januari 1957
- Gerrit Achterberg: Spel van de wilde jacht [keuze uit een spoedig te verschijnen cyclus]: Proloog: Beau lieu (657) – Uit het eerste bedrijf: Reservaat (658) – Dryade (659) – Jachtopziener (660) – Diana (661) – Huisknecht (662) – Tuinbeeld (663) – Tuinbaas (664) – Recreatie (665) – Rentmeester (666) – Eerste entr'acte: Makelaar (667) – Uit het tweede bedrijf: Onland (668) – Horeb (669) – Uit het derde bedrijf: Chauffeur (670) – Tweede meisje (671) – Reikwijdte (672) – Theater (673) – Zonneleen (674) – Epiloog: Huisbewaarder (675) – Sotternie: Mon trésor (676) – envoi (677).
- Gaston Burssens, posthume gedichten [eerste regels:] Het is hier ook niet alles, moet je weten (692), Ik zie niet meer, ik hoor niet meer, ik luister (693), In een gedicht als dit (694), De weifelende, bleke dagen (695), En zeg mij niet dat gij mij niet begrijpt (696).
- C.A. Meurs: Panacee (705), Wat de sirenen zongen (705-707), Weemoed (707-708), Zonnegod (708).
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. XII. Reinier van Genderen Stort. (709-718)
- Ellen Warmond: Op straffe van onrust (719) Historisch (719-720), Tegen middernacht (720), Ritueel I en II (720-721).
- Paul Rodenko: Het radiofonische gedicht. Enkele preliminaire notities. (722-728)
Jrg. 4, nr. 11, februari 1957
- Boris Boulendov: Russisch landschap. Voor Mia van Vliet. (729-730)
- Hans Barendregt: Blauwbaard (754), Sneeuwwitje (754-755).
- Lucebert: Aan Lesbia (771), Rome (772), Oktober (772-773), Zo diep gezonken (773).
- Louis Hoyack: A. Roland Holst als denker. (774-789)
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. XIII (slot). Het congres. Is. Querido, Karel van de Woestijne én vele anderen. (790-800)
Jrg. 4, nr. 12, maart 1957
- Ellen Warmond: De nadagen van Prometheus (801), Ballade van de ondervoede onschuld (802-803), Reisplan (803), Achter glas (803-804).
- J.W. Schulte Nordholt: Lente (820), Das grosse Welttheater (821), Het rad van het bestaan (822), Reïncarnatie (823), Herfst - schilderij van Francesco Cossa (824), Family of Man (825).
- Garmt Stuiveling: De kinderjaren van Jacques Perk in Dordrecht. (826-843) [Eerste hoofdstuk uit ‘Het korte leven van Jacques Perk’, ter perse.]
- Jan H. de Groot: De belofte. (857)
Jrg. 5, nr. 1, april 1957
- A. Roland Holst: Amphitrite. (1) [Tekst voor het monument van Albert Termote, opgericht bij het eeuwfeest van de K.N.S.M.]
- Herman van den Bergh: De snaren hebben getrild (18-20), Bij hun portret (21-22), Strofen voor Jan Stroo (met mij in Cidade Velha) (23-24), Wij geladenen (25), Het blad (26). [Voorpublicatie uit ‘Kansen op een wrak’.]
- Guillaume van der Graft: De pauw (27), Over de heuvels van Somerset (28).
- J.B. Charles: Kleine suite voor Euterpe, een t/m acht. (36-40)
- Paul Snoek: De dood van de alchemist (63), Nogal voorlopig testament. Voor Gaston Burssens (64).
- Vervolg
Jrg. 5, 1957, nrs. 2, mei; 3, juni; 4, juli
- Guillaume van der Graft: Psalm 24 (68), [eerste regel:] Zij zullen de wereld bewonen (70).
- Maurits Mok: Het werd volbracht (79), Elke dag, ieder uur (80), Verraad (82), Bij een papier (83), Redding (84).
- J. van Wageningen [= J. Presser]: De achterblijver. (130)
- Henriette Schuurbeque Boeye: Seïsme 1956. (143)
- Aart van der Leeuw: Aanroep. (148) Met toelichting door J. Hulsker.
Jrg. 5, nr. 5, augustus 1957
- A. Roland Holst: Voor P.C. Boutens (329), Tussenvoegsels [eerste regel:] Geen angst voor de dood – [eerste regel:] Wat moeten wij verdragen – Alleen – Kroonjaar – In gezelschap – De wijsbegeerte – Bovenbewustzijn – Taal en zee – Het vermoorde paradijs. (329-332) [Kwatrijnen]
- P.N. van Eyck: Herinneringen aan Gorter en Verwey. (333-341) [Herinneringen van Henriëtte Roland Holst - van der Schalk, verteld aan Van Eyck.]
- Lucebert: Uit: 'een reisje door Bulgarije, opgedragen aan Sonja Prins en Hans Redeker, mijn reisgenoten': Sofia (342), Stara Zagora (342-343), Neceber (343-344), Tirnovo (344), Het Rila klooster (345), Mijn gedicht (346-347), ‘Hij die ons zal verlossen’ (348-349), Moeite (350), Poppen (351), Het materiaal van de dichter. Voor Bert Schierbeek. (352), Vreemd is dit (353). [Voorpublicatie uit ‘Amulet’.]
- Hans Warren: Geschreven in Louveciennes (354), [eerste regel:] Ergens achter de jagende wolken (355), Khadra (356), Japanse oktober (357), Vlucht (358), De Etrusken (359).
- Lizzy Sara May: Roep (360), Tijd (361), Blues van het barrevoetse gezicht (362-363).
- A. Marja: Inhaal. Voor Corrie van Iperen (377), Banaal (378), Ontwaken (379-380), Grensverkeer (381).
- Tobie Goedewaagen: Eigen weg, 1 t/m 11 (387-389), Twee werelden (390).
- A. Ruitenberg-de Wit: Over het werk van A. Roland Holst. (391-393) [Reactie op Louis Hoyack: A. Roland Holst als denker, Maatstaf, jrg. 4, 774-789, met name over de rol van de ‘dubbelganger’ bij Roland Holst.]
Jrg. 5, nr. 6, september 1957
- J.B. Charles: Excuseer mijn linkerhand (397), De slang (398).
- A. Roland Holst: Het eeuwig leven (405), Ouderdom (405), De paradox (406), Overwinnaar (406), Vergelding (406), Vooruitgang, I t/m IV (407).
- Gaston Burssens: Postume gedichten: De zilveren vloot (422), Het schilderij (423), Overspel (424), Pin-up (425), Verloren muze (426), Ontsnapping (427), De moeilijkheid (428), Zelfportret (429), Uitverkoop (430), Balans (431).
- Paul Rodenko: De experimentele reactie. Podium en de poésie satisfaite. (432-444) [Kritiek op de opvattingen over poëzie van Buddingh’ en van Vinkenoog.]
- Tessa Martijn: Stad (445), I. Wij bouwen gedichten van glas – II. Om het leeggespoelde gat heen (446).
Jrg. 5, nr. 7, oktober 1957
- Hans Andreus, zes liefdesgedichten: Dagelijks (457), Door de nacht heen (458), April (459), Meer weet ik niet (460), Wanneer (461), Langs de weg (462).
- Guillaume van der Graft: Het mes van de hemel (474), [eerste regel:] O lieve lieve lieve (475).
- Hanny Michaelis [eerste regels:] Wat heb je gedaan (476), Jij: een onttroonde tyran (477), Achtergelaten (477-478), Iedere morgen (478), Sinds je mij voor altijd (479), Toen ik dacht (479-480).
- Ellen Warmond: Weerszij van een wereld (505), Opdracht (506), Winteravondsprookje (507), Het een of het ander (508), Zingende (509), Neergang (509), Drie verzen uit het nachtelijke (510-511), Sans rancune (512).
Jrg. 5, nr. 8, november 1957
- P.N. van Eyck: Na zijn dood. Aan M.N. (513)
- P.N. van Eyck & M. Nijhoff: Verzen en vezels. (514-553) (Met toelichting vooraf door W. Gs Hellinga.) [Brieven uit de nalatenschap van Van Eyck, één van Van Eyck over het dichtwerk van Nijhoff, één van Nijhoff aan Van Eyck met Nijhoffs reactie op de ‘vivisectie’ door Van Eyck, en in een derde brief Van Eycks reactie. In de eerste brief weergave van Nijhoffs gedichten ‘Het tuinfeest’, ‘Het Derde Land’, ‘Tweeërlei Dood’ en ‘Memlinck’.]
- J.W.F. Werumeus Buning: Lycidas. Eerste strofe. (554)
- Claudine Witsen Elias: Wintermerel. (555)
- Pierre Kemp: Concours hippique (563), Ruimtevaart (563), Late manoeuvre (564), Stank-stimulans (565), Nieuwe hoed (566), Gewezen man (567), Pakjes (568), Athleet (568), Ouderwets (569), Lief papier (570), Ja, ik wil (570), Zuiver bloeiend (571).
- Remco Campert: Elke dag (572), Nacht (573), Leven met je (574), Poëzie (575), Land (576).
Jrg. 5, nr. 9, december 1957
- Lucebert: Bamboe regen mus van Torei Nishigawa. (577)
- A. Roland Holst: Moderne slaven. (601)
- Paul Rodenko: Het woord, de engel en de slang. Bij de poëzie van H.W.J.M. Keuls. (602-618) [Met weergave, naast tal van fragmenten, van Keuls’ gedichten ‘Mijn woorden aarzelen altoos’, ‘Het klein heelal van het gedicht’, [eerste regel:] ‘Ik ben u na uw sterven gaan beminnen’.]
- H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] Ik zie u niet en weet toch waar gij zijt (619), Het zwaard dat niet meer in zijn scheede past (620), Gij die reeds op den drempel stondt (621), Nog schijnt uw beeld tot afscheid niet gereed (622), Slechts éénmaal is al wat bestaat (623).
- Lizzy Ansingh: Mijn lente. (624)
- Guillaume van der Graft: Aan meester K. Jongsma (633), Aan meester timmerman Vasse (634), Aan ds. Ernst Lohr (635).
- A. Marja: Nieuwbouw (637), Wandeling (638), Gier en god (639).
Jrg. 5, nr. 10, januari 1958
- Gerrit Borgers: Epistolaire verkenningen. Een briefwisseling tussen Paul van Ostaijen en E. du Perron uit 1925. (641-655) [Hierin onder meer De Perrons opvatting over poëzie, en zijn oordeel over ‘Het Sienjaal’.]
- Hans Andreus: Een nacht (656), Klassiek (657), Hier, waar wij wonen (658), [eerste regel:] Altijd hetzelfde, altijd hetzelfde land (659), Een dood (660), Tot mijn dood (661), Commedia dell' arte (662), [eerste regel:] Omdat ik, een dichter (663), Slapende vrouw (664), Lied om te leven en dood te gaan (665-667).
Jrg. 5, nr. 11, februari 1958
- Gerrit Achterberg: Ballade van de tijd: Memorandum (705) – Tête à tête (706) – Dies irae (706) – 0.00 (707).
- Paul Rodenko: Spiegel van de wilde jacht. Kanttekeningen bij Achterbergs ‘Spel van de Wilde Jacht’, de reactie van de kritiek en enkele persoonlijke commentaren van de dichter. (708-740)
- P.J. Meertens: Magie en folklore in Achterberg's ‘Spel van de wilde jacht’. Een poging tot toelichting. (741-752)
- J.B. Charles: Zuid-Holland. (753-754)
Jrg. 5, nr. 12, maart 1958
- Alfred Kossmann, drie rijmen [eerste regels:] 1. God schiep als een voorbeeldig dier – 2. Ik gaf mijn dochter op een dag – 3. Helaas, de bossen zijn geen boom. (785-786)
- Herman van den Bergh: Een appel een kind (802), ‘Diem perdidi’ (803), Prometheus en de mens (804), Iedere naam sticht brand (805-806), [eerste regel:] In 't vagevuur der straat, het lopend leven (807), Hotel het ruime sop (808-809), Twee rollen (810).
- Edithe de Clercq Zubli: Stad 's nachts (824), Opkomende drift (825), Nocturne (826), Regen en nacht (827), Advertentie (828), Van bloemen (829), Ballade van nu, straks en toen, 1 en 2 (830-831).
- J.W. Schulte Nordholt: Gejaagd. Voor Jan Wit (849), Karel V (850), Vergankelijk (851) [eerste regel:] Als kinderen liggen de doden (852), Geschiedenis (853), Herfst (854).
- W. van Maanen: vier kwatrijnen voor Antonia: 1. Duizend facetten gaf hij aan haar ziel – 2. O bloem, o zoete vrucht, o gaaf kleinood – 3. Mijn woorden liggen na hun dagvertier – 4. Zijn wij gerijpt? Is dit de wereldherfst? (855)
- A. Marja: Verzen om van te houden. (856-861) [Over het dichtwerk van Han G. Hoekstra. Met weergave van diens gedichten ‘Koorddanser’ en ‘Op een avond’.]
- A.J. Govers: Hergeboorte. (862)
- L.P.J. Braat: De brief. (863)
Jrg. 6, nr. 1, april 1958
- J.W. Schulte Nordholt: 4 mei. (1)
- J. van Wageningen [= J. Presser]: Rijm van het vergeten. (34-35)
- J.B. Charles: Deze dag, meneer Speidel. (36-37)
- Sybren Polet: 1-minuut stilte (1955), 1 t/m 4. (45-47)
- J. van Wageningen [= J. Presser]: Con sordino. (63)
- A. Roland Holst: 5 mei 1945 (64), Roem (65).
Jrg. 6, nrs. 2 en 3, mei en juni
- Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. A. Roland Holst vijftig jaar geleden. (143-148). [Met weergave van Roland Holsts gedicht ‘een ongelovige’, p. 148.]
- M. van Domselaer-Middelkoop: Komen zitten praten. Een verjaardagsbrief. (148-167) [Brief met gelukwensen voor Roland Holsts zeventigste verjaardag, met citering van tal van gelegenheidsgedichtjes die Roland Holst vroeger aan het gezin Van Domselaer zond.]
- W.Gs Hellinga: Inleiding op ‘Rekenschap voor een winter aan zee', 1937. (233-239)
- A. Roland Holst: Rekenschap voor een winter aan zee. (239-241)
- Gerrit Achterberg: Receptie. Drieluikje voor Jany. (242)
- Hans Andreus: De goden hadden het laat gemaakt. Voor A. Roland Holst. (243)
- F. Bordewijk: De zwoeger. Aan A. Roland Holst. (244-245)
- Lucebert: buiten het seizoen. voor jany. (265)
Jrg. 6, nr. 4, juli 1958:
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]
Jrg. 6, nr. 5, augustus 1958
- J.B. Charles: Onderweg. (337)
- J. Meulenbelt: Het liggen op het strand. (338)
- Theun de Vries: Bach. Een voorspel, I t/m VII. (346-352)
- Louis de Bourbon: Uitvaart. (374)
- A. Marja: Grafieken (389), Grafschrift (390).
- L.P.J. Braat: Weerzien. (398-399)
Jrg. 6, nr. 6, september 1958
- J. Greshoff: Nachtvraag (424), De sneeuwman (425), Niets (426), Finale (426).
- Guillaume van der Graft: Die kwestie weer. 1957 en 1958. (453-454)
- Lod. van Maelstede [=Petrus Franken: Lentevers van een schoolmeester (479), De eerste toondichter spreekt (480).
Jrg. 6, nr. 7, oktober 1958
- A. Marja: Wat ik speelde. Gedichten bij de ‘Kinderszenen’ van Robert Schumann. (481-491)
- A. Roland Holst: Het verloren eiland (507), Aan een dode (508), Even sneeuw (509), Bij sneeuwlicht (509).
- Hans Andreus: Winter (548), La nuit, porte-t-elle conseil? (548), Lang kort leven (549), Luisterapparaat (550), [eerste regel:] De veren van de wind fluisteren (551), Gedicht voor Elburg (552).
Jrg. 6, nr. 8, november 1958
- S. Vestdijk: De geboorte van Apollo: 1. Apollo wordt geboren – 2. Apollo's eerste les – 3. Apollo's eerste dans – 4. Eerste dans van Apollo met de muzen – 5. Tweede dans van Apollo met de muzen – 6. Apollo bezint zich op zijn oorsprong – 7. Apollo heeft de muzen teruggeleid. (553-559)
- W.Gs Hellinga: Op Kathar[ist]en. ( 587) [Correctie op rijm van het woord ‘Katharisten’ in een eerdere bijdrage van Hellinga over Reynaert de Vos.]
- J.W.F. Werumeus Buning: Winter (588), Regerende maan (589).
- Guillaume van der Graft: Johannes de Doper. Het Evangelie van de 2e en de 3e zondag in de Advent: Mattheüs 11 vs 2-10 en Johannes 1 vs 19-28, 1 t/m 5. (600-602)
Jrg. 6, nr. 9/10, december 1958/januari 1959
- Paul Rodenko: Waarom daarom. (605-606) [Over de term ‘experimentele poëzie’.]
- Ellen Warmond: Men weet niet. (607)
- Guillaume van der Graft: Woord en maan (617-618), [eerste regel:] Ik ben uit de grond gemaakt (618), [eerste regel:] Men kan uit de wereld niet weg (618-619), [eerste regel:] Ik wil duidelijk maken (619-620).
- Hans Warren: De vogelaar (621-622), [eerste regel:] Vroeger met de zuidenwind (622-623), eerste regel:] Eenzaam zijn is samen zijn (623), Clavecimbel (623-624), Langs welke kant men komt [1 en 2] (624).
- Paul Rodenko: Besneeuwd landschap, I t/m III. (625-631)
- H.W.J.M. Keuls: De experimentele dichters en ik. (632-634)
- Victor E. van Vriesland: De erfzonde van het individualisme. (635-639) [Over de ‘poëzie van de hedendaagse jongeren’.]
- Hendrik de Vries: Experiment contra intuïtie. (640-649) [Essay; wat is ‘experimenteel’ in de experimentele poëzie?]
- Leo Vroman: Het vergramde oogmesje. Brief van 4 oktober 1958 aan Paul Rodenko. (650-651) [Vromans eerste indrukken van de experimentelen.]
- Gerrit Kouwenaar: Voor-stad, 1 t/m 10. (652-658) [Introductie tot een groot gedicht in delen: ‘De Stem op de 3e etage’.]
- Paul Rodenko: Naar een nieuw formalisme? Brief september 1958 aan Sybren Polet. (659-680) [Kritiek op Polets pleidooi voor ‘functionalistische poëzie’.]
- Lucebert: Voorwoord voor ‘Val voor Vliegengod’. Een fragment. (681-696)
- Lucebert: Dood van de Vliegengod (697), Lands end (698-699), Tiran in ruste (699-700), Saturnalia (700-701), Er is een grote norse neger (701), Van spoken en spionnen (701-703).
- Hans Andreus, acht gedichten: Boombeschrijving (704), In het twee en dertigste jaar (704-705), Eros (706), Scherzo (706-707), Spleen of heaven and earth (707-708), Bijna nooit (708), De dwaas die ik ben (708-709).
- J.W. Schulte Nordholt: Waarom ik geen experimentele poëzie schrijf. (710-713) [Proza]
- Ed. Hoornik: ‘Criterium voorbij’. (714-721) [Proza]
- Ter Braak en de Experimentelen. Briefwisseling tussen Paul Rodenko en Gerrit Borgers. (722-741)
- Ellen Warmond: In Memoriam H., 1 en 2 (742-743), God spelen in een besloten voorstelling (743), Bij wijze van portret (744), Vallen en zweven (744-745).
- Lizzy Sara May: Schepping. (746)
- Edithe de Clercq Zubli: Ik adem ... (747), Vogels weten niets van sterven (747-748), Onweer (748), Onrust (749).
- Inge Tielman [eerste regels:) openstaan aan de grens van angst (750), wandel met de stilte langs (750-751), wachtend op de trap (751).
- Ank Zondervan [eerste regels:] Vandaag is een dag (752), Op een stille zomeravond in het park (752), Nanachten vol liefde (753).
- L. van Eerden: Atheïstisch (754), Solitair (754-755), Leven in 1957 (755-756), Reizen in de tijd (756-757).
- J.B. Charles: Maine in September. (758-763) [Proza, over de nieuwe poëzie, en hoe schilders altijd éérder de vernieuwers zijn dan dichters.]
- Cees Nooteboom: Over een dode, 1 t/m 4 (764-765), Zij is vogels (765-766).
- Jaap Harten: In vogelvlucht (767), De dichter en de vogels (768).
- Otto Dijk [eerste regels:] zie je me staan (769-770), Telkens verspringt het beeld (770), wil van jezelf getuige (771).
- Nico J. Wilkeshuis: Zielsverhuizing (772), Ontbijt met Bach (772).
- Herman van den Bergh: De ‘cifra’, de code en de huidige lyriek. (773-781) [Proza: wat is een gedicht?]
- S. Vestdijk: Non-significatieve poëzie. (782-789) [Proza; is dit een betere term dan experimentele poëzie?]
- Wim Gijsen [eerste regels:] Men kan nu wel zien (790), Ik ben alleen als god (790-791), Het oog van blauwe steen (791).
- Han Foppe: Ik ben daarbij (792), Dagen snel als boten (793), Vlucht (793-794).
- Peter Berger [eerste regels:] sneeuw sneeuw alleen zacht en bang (795), toen ik een kind was (795).
- J.H. van Dijk: Catechismus, I en II. (796-799)
- U.G. Stikker [eerste regel:] zacht als een druivenhuid en bedauwd als draaioren (800), Merz, 1 t/m 6. In memoriam Schwitters (800-802), Klein requiem (803), Phoenix (803).
- Hans Sleutelaar: Om het ongerijmde. (804-828) [Proza, ‘keuvelen over poëzie’ die op dit moment [1958] ‘aktief’ is, met onder anderen bijdragen van Armando, Gust Gils, René Gysen, Suzanne Lecointre, Hugues C. Pernath, Ed. O. Roletto, Paul Snoek en Cornelis Bastiaan Vaandrager.]
- Armando: Zo zal ik groeien. (829)
- Gust Gils: naamloze suite van slechts 2 bewegingen, 1 en 2. (829-830)
- René Gysen: Wees niets ... (830-831)
- Susanne Lecointre: De zon te hoog. (831-832)
- Hugues C. Pernath: Sinds dauw de dag. (832)
- Paul Snoek: Een in het donker geknepen kat (833), Hoe slaap ik? (833-834), Regenlied van een koning (834), Een reus (835).
- Cornelis Bastiaan Vaandrager: N.A.V. een scooterrit [met Polet]. (836-837)
- Ad den Besten: de poëzie der ‘post-experimentelen’. (838-859) [Onder anderen over Ellen Warmond, Nico Scheepmaker, Ed. O. Roletto, Fred Portegies Zwart, Cees Nooteboom, Guus Valleide, Jaap Harten, Edithe de Clercq Zubli, Hans Keller, W.G. Klooster, Gerrit-Hugo Pronk, Leopard S., Frederice Kalmijn, Susanne Lecointre, Fem Rutke, Wim Brinkman, Hans Sleutelaar, Hans Reddingius, Nico J. Wilkesbuis, Julienne Huybrechts, Han Foppe, Mischa de Vreede, Huub Oosterhuis, Rein Parker, André Kuyten, Janna Wolkers, P.J. Brüning, Harry Ikink, Rita Zandt, Inge Tielman en Tom Launay.]
- De egelstelling van de dichter. Een briefwisseling tussen Hans Warren en Paul Rodenko. (860-898).
- Paul Rodenko: Balans en perspectief. (899-908) [Evaluerende afsluiting themanummer over experimentele poëzie.]
Jrg. 6, nr. 11, februari 1959
- Geerten Gossaert, onuitgegeven verzen: Morgenwandeling (909), Adieu (910).
- Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd. XV. Carel Gerretson [= Geerten Gossaert]. (911-928)
- Pierre Kemp: Octaven (mouvement de canaille) (929), Schoonheid verhogen (929), Rancune (930), Non de ...! (930), Bij het zien van een paar spirituele kousen (931), Mensenspel (931), Na de verzoening (931), Verloofden (932).
- J.B. Charles: Godsdienstoorlog. (954)
- Hans Barendregt: Leesles 1 (968), Leesles 2 (969), Leesles 3 (970), Vader (971), Woestijnreiziger (972).
Jrg. 6, nr. 12, maart 1959
- A. Roland Holst: Eersteling. Voor Matthijs Vermeulen. (973-974)
- Lode Bisschop: Kindje (997), En God zag dat het goed was (998), Vuur het nieuwe beeld (999-1000), Niet meer (1001), Ik (1002-1003), De eerste dag (1004), Nieuwe aarde (1005).
- H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] Toen stond zij stil te lachen in zichzelf (1027), Hier is de dood voorbij gegaan (1028), Hij heeft haar in de diepte neergelaten (1029), Gij zijt overal en nergens (1030), Al wat de mens gelooft is waar (1031), Ik was een dag temidden van de gekken (1032), Behoor ik reeds den dood? (1033).
Jrg. 7, nr. 1, april 1959
- J.W. Schulte Nordholt: Bevrijding (1), Angstdroom (2).
- J. van Wageningen (= J. Presser): Na vele, zovele jaren. (42)
- Max Croiset: Auschwitz (43), Hulpeloos (44), Lente (45).
- Maurits Mok: Bloedvlekken (64), Doden (65), Zwerfgestalten (66), Vergeefs ontwaken (67).
Jrg. 7, nr. 2, mei 1959
- Maurits Mok: Dwaalster (73), Melkweg (74), In het licht (75), Het laatste uur (76).
- A. Roland Holst: Na de bijslaap. (99-100)
- Ellen Warmond: Voor jou een vraag (114), Zie ons blindelings (115), Kou (116), Stenen voor brood (116).
- A. Marja: Imago I (117), Imago II (118), Raakpunt (119).
- Jan H. de Groot: Osborn Inc. (141-142), Bang Jensen (142-144).
Jrg. 7, nr. 3, juni 1959
- Leo Vroman: Aangebed. (145-147).
- Garmt Stuiveling: Een dubbel zelfportret van Jacques Perk. (148-160) [Proza, over het album amicorum van Francis Collins, waarin de gehele familie Perk drieëntwintig vragen beantwoordde, en waarin Jacques Perk een ‘korte, maar uitermate onthullende inleiding’ op zijn antwoorden gaf.]
- Hans Andreus: Lied van de wijze kinderen (161), O de dood! (162), Vorm van warmte (163), Strofen (164), Bezoeker (165), Wonen (166), Amsterdam (167).
- Willem Brandt: Tracé (207), Het einde (208).
Jrg. 7, nr. 4, juli 1959
- Mischa de Vreede: Heel mijn korte leven lang (209), Omdat ik niet gelukkig ben (210), Geruisloos en hevig (211), 's Nachts en naakt (212), Liefste: als ik dit zeg (213).
- J.B. Charles: Ik ben mijn eigen vader (228), Langs de rand van de dood drijft een schip (229), Lac Léman (230-231), Het verloren vers (232).
- A. Marja: Vacantie. (248-249)
- Wim Gijsen: Ik kan zeggen (250), Langhandig is de nacht (251).
- J.W. Schulte Nordholt: Kore uit het perzenpuin, I en II (265-266), Thebe (267), Polla ta deina (268).
Jrg. 7, nrs. 5, augustus 1959, en 6, september 1959
- A. Roland Holst: De paarden (294-295), Volgens afspraak (296-297), Slotsom (298).
- P.N. van Eyck: Over A. Roland Holst. Een nagelaten studie over de eerste periode van zijn dichterschap. Met toelichting vooraf door N.E. van Eyck-Benjamins. (299-349)
- H.W.J.M. Keuls, drie kwatrijnen [eerste regels:] 1. Eenmaal heeft dag aan dag om u gedorst – 2. De wilde honden hebben bloed geroken – 3. Benard tussen verbranden en bevriezen. (350).
- Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd, XVI: C. en M. Scharten-Antink. (355-373)
- Gerrit Kouwenaar: De stilstaande wandelaar. Tweede deel van de cyclus ‘De stem op de 3e etage’. (374-385)
- Jaap Harten: In de schaduw van hout (393-394), Taboe in de taal (394-395), De kwikzilveren tijd (395-396), Soldaten als een leuke stunt (396-397). [Voorpublicatie uit ‘Beweging van het jaar’.]
Jrg. 7, nr. 7, oktober 1959
- A. Roland Holst: Civilisatie (409-410), Niet goed wijs (410).
- Hans Warren: Te verraden niet en niet te raden. Over P.C. Boutens. Inleiding tot P.C. Boutens, ‘Mijn hart wou nergens tieren, een keuze uit zijn werk’, samengesteld door Hans Warren. (411-426) [Met weergave van Boutens gedicht ‘Het geheim’, pp. 423-424.]
- Roel Houwink: Schizophreen (427), Van God zijn alle dingen (428), Ontwaken (429), Ontmoeting (430).
- Lode Bisschop: Ver-zoen-ing (451), Ordening (452), Vogel (453).
- Max Croiset [eerste regel:] Aan de kusten van de landen (466), Windkracht zeven (466), Blak (466), Zeewandelaar (467), Abstrakt (467), Koraal (467), Echo (468), Lente (468), Tao (468).
Jrg. 7, nr. 8, november 1959
- Elise Ruysch van Dugteren: Meisjes en vrouwen (473), Niet aangepast (474), [eerste regel:] Hoeveel weegt eenzaamheid? (475), [eerste regel:] Heb je gehoord van het bedroefde geschrei (476), Zomeravond (477), In het donker buiten (478), Volle maan (479), Zo te wandelen! (480).
- Wim J. Simons: Mijn lied stikt in mijn hart als 'k aan u denk. Jacob Israël de Haan's reizen naar Rusland. (481-505) [Onder meer: hoe Georges Dmitrenko, een gevangene, in De Haans gedichten bezongen werd.]
- J.B. Charles: Groningen 1946. (506-510)
- Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd, XVIII. Hélène Swarth, Willem Kloos, Karel Thijm, Van Deyssel, en Van Eeden. (511-525)
- Hans Andreus: September (526), De bladeren (527), Tussen bomen (528), Het is een goed ding (529), Voornacht (530), Afscheid van een huis (531), Geschiedenis (532), Guidovic (533), Slapeloos (534), Met Catullus op de hei (534).
Jrg. 7, nr. 9, december 1959
- Lode Bisschop: Kerstgroen (535), De kribbe gekruist (536), Ster en parel (537), Was (538), Hostie (539).
- A. Roland Holst: Voor viool. (542-543)
- Pierre Kemp: Afwezig (572), Inspiratie (572), Wereldbevolking (572-573), Vraag het de dauw! (573), Verschijning (573-574), Wetenschap (574), Oude regenboog (574).
- Hans Warren: Open brief. (575-581) [Zelfportret, op verzoek van Bert Bakker.]
- Maurits Mok: Vijftig jaar. In memoriam S. (582), Frontgebied (583).
Jrg. 7, nr. 10, januari 1960
- Mischa de Vreede: Dit jaar november (599), Boom. Voor A. Roland Holst. (600).
- Lucebert: Bericht van mijn eigen hengst (611), Beelden in het heden, 1 t/m 6. [Tekst bij een reizende tentoonstelling van moderne Nederlandse beeldhouwkunst.] (612-613)
- Wim Gijsen: Uit de eerste, de bloedeigen hand (628), Een spaarzaam woord uit vroeger (629), Mijn vader nam mij mee (630).
- L.P.J. Braat [eerste regel:] Ik ben geen beest zeg ik en zie. (656)
- Jaap Harten: Het jaargetij ging (669), Mijn geboortedatum (670-671), Wakker worden (672-673), Wij leven in een wereld (674), Wat was er? (675-676).
- Willem van Toorn: Twee wintergedichten [eerste regels:] 1. Alle bomen zijn dood – 2. Ik heb nu alles gedaan. (677-678)
Jrg. 7, nr. 11, februari 1960
- Jan Engelman: Alpha – Omega. (720)
- Max Croiset: September (732), Meeuwen op het strand (732), Schepping (732-733), Mijn vrouw zwemt (733), Gedaanteverwisseling (733), Wandelen (733-734), Samenspraak
- (734).
Jrg. 7, nr. 12, maart 1960
- A. Roland Holst: Twist in de mist. (751-755)
- Sybren Polet: De dichter als dokter (771), Waai niet (772-773).
- H.W. van Tricht: Frederik van Eeden 1860-3/4-1960. Een bespiegeling. (774-789)
- Ellen Warmond: Apologie (790-791), Je bent (792), Onvertaalbaar (793), Hier dan de wereld (794), Zwart/wit (795), Zo (796).
- Hans Andreus: Mijzelf gewaarschuwd (819), College anno 2060 over niets (820-821), Zolang de zon (822).
Laatst bijgewerkt op 17 februari 2022